Vlechtsnijdende geesten
Het wordt vandaag de dag nog altijd officieel voorgeschreven in de Statuutrituelen van het Keizerrijk van de Zoon van de Hemel op geschikte wijze moet rouwen om zijn overleden ouders. Zodra een Keizer zijn laatste adem heeft uitgeblazen zetten de kroonprins en zijn metgezel, de Empress Dowager, de concubines en anderen meteen de versieringen van hun hoofd, en kleden zich, na het vollediger opbaren van het lijk, in de complete rouwdracht van wit linnen, net als alle keizerlijke kinderen en kleinkinderen. Stuk voor stuk hebben ze daarvoor dan al hun haar laten knippen. Bij de dood van zijn vader of moeder rouwt de keizer tot in het derde jaar en verblijft in een hut van matten die wordt opgetrokken in een zijkamer; hij zorgt op geen enkele manier voor zijn haar tot de honderdste dag, als hij ook zijn gewaad voor een beter pak verruilt. Maar de bestijging tot de troon wordt niet verschoven. Deze ceremonie wordt op een gelukkige dag zonder uitstel voltrokken.
De Groot heeft tijdens zijn verblijf in China nooit de dood van een Keizer meegemaakt, laat staan dat hij zich een keer in de buurt van een bevond. Keizer Tongzhi (1856-1875) overleed in 1875, terwijl keizer Guangxu en Empress Dowager Cixi (1835-1908) onder verdachte omstandigheden een dag na elkaar overleden in 1908.
De latere jaren van de Qing-dynastie, waarin De Groot zich bevond, werden echter geplaagd door verzetsgroepen die hun vlechten begonnen af te knippen. Er was altijd al verzet geweest tegen de vlecht. Toen ze in de zeventiende eeuw opgelegd werden, hadden veel Han-Chinezen waarschijnlijk het gevoel gehad dat ze gedwongen werden zichzelf een vreemde haarstijl aan te meten – wat ook zo was.
Toen de Qing-dynastie het in de late negentiende eeuw moeilijk had, zowel door interne als door externe factoren, groeide het verzet tegen de Mantsjoeleiders. Ze kwamen oorspronkelijk uit de noordoostelijke vlaktes en waren dus niet Chinees. Als China vooruit wilde, zou de vlecht afgesneden moeten worden. Toen de Qing-dynastie in 1912 uiteindelijk viel, sneden een heleboel Chinezen dan ook hun vlecht af en omarmden ze hun nieuwe look.
Maar niet alle vlechten werden vrijwillig afgesneden. Door heel China gingen er verhalen rond over zogenaamde vlechtsnijdende geesten. Ineens werd bij allerlei mensen hun vlecht afgesneden, gewoon terwijl ze op straat liepen. Hoe kon zoiets gebeuren? En wat moest je doen als je vlecht afgesneden werd?
Wie de vlechtensnijders waren, is niet bekend. Misschien waren het lokale verzetsgroepen die in die tijd daadwerkelijk de vlechten van mensen afsneden, op drukke marktpleinen bijvoorbeeld. Degenen die daarbij hun vlecht verloren, moesten vervolgens ook een nepversie dragen om onderdeel te kunnen blijven van de maatschappij.