Extension: De persoon erachter leren kennen…
- Sarong, heupdoek
Aankoop Leidsche Katoenmaatschappij (LKM)- 1932
Geschreven door: Sabine Bolk
De batik komt in 1932 in de collectie van het Wereldmuseum terecht. Volgens het jaarverslag van het museum van dat jaar waren deze en de ander aangekochte batiks “ter typologische aanvulling van de zeer grote Museumverzameling gekozen uit het daartoe ter beschikking gestelde bezit van de Leidsche Katoenmaatschappij". Volgens de voormalige curator van het museum, Alit Djajasoebrata, dateren de doeken uit het laatste kwart van de 19e eeuw. Ze schrijft in een verslag over deze collectie dat de Leidsche Katoenmaatschappij (LKM) deze bijeen bracht om als voorbeelden te dienen voor de productie van voor Java bedoelde export-katoentjes. De Batik van J. Jans wordt echter tegenwoordig gedateerd ‘ca. 1930’. Beide dateringen zijn volgens mijn bevindingen incorrect.
Ca. 1930
De verkoop van de batiks valt samen met het einde van de Leidsche Katoenmaatschappij (LKM). De LKM wordt officieel geliquideerd op 28 juli 1936, maar de productie in de fabriek wordt al in 1932 stopgezet.
Bekend is dat vele batikkerijen stopten tussen 1914 en 1930. Eerst vanwege schaarste in materiaal om überhaupt batik te kunnen maken tijdens de Eerste Wereldoorlog en daarna door de erop volgende crisisjaren.
Los van het feit of Mevrouw Jans haar batikkerij verkocht: ze vertrok ook naar Nederland. Wanneer weten we nog niet precies. Uit een krantenadvertentie uit Het Vaderland blijkt dat Mevrouw Jans, ofwel Adelheid Johanna Paulina Veenstra, weduwe van Theodorus Hendrikus Jans, overleed in Den Haag op 2 december 1933. Het is dus aannemelijker dat de batik van vóór 1930 is. Maar van wanneer is die dan wel?
Laatste kwart van de 19e eeuw
Allereerst willen we natuurlijk weten vanaf wanneer een batik gesigneerd met J. Jans gekocht kon worden. We weten niet precies wanneer zij haar batikkerij begon, maar er zijn wel bronnen die ons een indicatie geven.
Veldhuisen dateert batiks gesigneerd door J. Jans al in 1870. Zodoende ook de datering ‘laatste kwart van de 19e eeuw’ van Djajasoebrata voor deze batik. In een krantenartikel uit 1897 staat “in kommervolle omstandigheden met vijf jeugdige kinderen als weduwe achtergebleven, is zij {Mevrouw de Weduwe Jans} de eerste {Europese} geweest die zich op dat vak heeft toegelegd en die het daarin tot de grootste hoogte heeft gebracht.” Ze werd pas weduwe rond 1885, volgens Veldhuisen.
Ook staat er in het artikel dat er “geen welkomer geschenk bij verjaardagen van vrouwelijke familieleden” is dan een batik van Jans. Dit blijkt ook uit de advertenties die vanaf 1890 verschijnen in verschillende kranten uitgegeven in het voormalige Nederlands-Indië. Zie ook een advertentie in het verhaal van Arlene.
De Soerabaiasche Kunsthandel vermeldt dat Sinterklaas-inkopen toch het best daar gedaan kunnen worden, want ze hebben van de “welbekende en beroemde batikkerij rijk met goud en zilver gebatikte artikelen”.
Waarde Broeders
“Bezocht batikkerij van Mevr. Jans, welke allen eigenaardige kleuren produceert door wisselwerking van mengkoedoe, indigo en soga. Zij {oliet} haar doek 40 dagen en zend ik U daarvan een monster.”
Aldus Peter August Driessen (1871-1935) op 19 april 1902 aan zijn ‘Waarde Broeders’. Deze brief is afkomstig uit een map die bewaard wordt bij Erfgoed Leiden. Op de bundel staat ‘Rapporten Dr. P.A. Driessen Indische Reis 1901/2’. De brieven, die tevens rapporten zijn zoals ook te zien bij de brieven van zijn broers, worden vanuit verschillende bestemmingen in de wereld gestuurd. De brief is geschreven op briefpapier van de firma ‘Jacobson, van den Berg & Co’, een bedrijf dat onder andere handelde in imitatie-batiks in het voormalige Nederlands-Indië.
August heeft 9 broers, waarvan een deel jong sterft en een deel niet werkzaam is bij de LKM. Met ‘Waarde Broeders’ richt August zich denk ik aan zijn oudere broers, de gezamenlijke directeurs van de Leidsche Katoenmaatschappij Felix Hendrik August (1855- 1936) en Carl Theodorus Driessen (1858-1936). Zijn broer Felix is ook nog eens bijzonder geïnteresseerd in verfprocessen. Of hij hem een monster van de olie stuurde of een stuk stof is nog niet gelukt te achterhalen. Maar het vermoeden is dat toen ook deze batik gekocht is. De batik van J. Jans is immers in de natuurlijke kleursamenstelling die August omschrijft met het rood afkomstig van mengkoedoe, blauw uit Indigo en bruin van Sogan. Daarnaast was rond die tijd een bezoek aan, met een daarop volgende aankoop bij, Mevrouw Jans geen uitzondering. In 1903 adverteerde ze zelf met de boodschap dat een bezoek aan hare fabriek aanbevolen wordt (zie afbeelding). In 1912 bezoekt de gouverneur-generaal de batikkerij. In de Nederlandse krant wordt verslag gedaan van ‘De reis van den Landvoogd’; “Na bezichtiging van de werkplaatsen geleidde mevrouw Jans den hoogen bezoeker in een der groote kamers, waar eenige keurige batikwerken tentoongesteld lagen. Z.E. bewees nog zijn verdere belangstelling door eenige pracht-kunstwerken wit te kiezen, o. a. een paar tafelloopers, waaronder een zoogenaamde prada, dat is batik opgewerkt met goud. Ook de adjudanten maakten van deze gelegenheid gebruik om een aandenken aan Pekalongan mede te nemen.”
Het lijkt er dus op dat de batik van na 1900 is en het voorstel is dan ook dat de officiële datering van deze batik ca. 1900 wordt.