Stap 7 van 8

De voet in ’t graf

UBL, [710 F 5](https://catalogue.leidenuniv.nl/permalink/f/a8bnm1/UBL_ALMA21188491570002711)

UBL, 710 F 5

Uit 1809 dateren Bilderdijks bekende dichtregels: ‘My, my is dit aanzijn straf / En ik reikhals naar het graf.’ Hypochondrisch als hij was, ging hij er op dat moment al sinds jaren van uit dat zijn verlangen naar de dood elk moment vervuld kon worden. Sommige dichtbundels getuigen al in de titel van die gedachte: Najaarsbladen (1808), Winterbloemen (1811), Navonkeling (1826), Avondschemering (1828), en zelfs – alsof hij reeds was overleden – Nasprokkeling (1830).

De voet in het graf (1827) past goed in dit rijtje. De titelgravure, door Bilderdijk zelf getekend, spreekt duidelijke taal. En het slotgedicht ‘Het sterfbed’ eindigt met dichtregels waarin Bilderdijk berustend tot God zegt: ‘Aan Uwe hand geklemd, bestaan er geen gevaren; / Het sterven is een droom, ’k ontwaak, en ’t is voorby.’

Het zou nog vier jaar duren. Toen was het werkelijk voorbij.