Step 3 of 8

De kamer als een autobiografie

Related Images

Dit schilderij is van Gijs’ hand. Het is een van de vele zelfgemaakte werken die zijn kamer vullen. Zijn creatieve stempel op de kamer is zo duidelijk, dat Gijs zijn kamer als zijn autobiografie beschouwt. Het is een collage van verzamelde werken, objecten van emotionele waarde en kunst geworden. Wanneer je zijn kamer leest, lees je eigenlijk Gijs’ leven: de kamer staat bol van persoonlijke verhalen en zijn karakter, maar ook van Gijs’ stijl en esthetische ontwikkeling. Hij vertelt ons in geuren en kleuren over het proces achter zijn kunst en hoe de kamer is uitgegroeid tot zijn meest persoonlijke portfolio.

Gijs komt uit een creatief gezin en hij erkent dat hij zijn creatieve ontwikkeling grotendeels te danken heeft aan zijn ouders. Zijn vader is een aannemer, die hun huis altijd als een lopend architectonisch project heeft beschouwd, en zijn moeder is zelf ook kunstenaar en schilder. Zij hebben Gijs vanaf jongs af aan gestimuleerd om kunst te maken: vroeger tekende Gijs elke ochtend met zijn moeder en nu moedigen ze hem aan om zijn eigen stijl te ontdekken. Dat is uitgemond, zo vertelt Gijs, op een fascinatie voor gezichten. De verscheidene gezichten die hij tegenkomt, of dat nou de vage blikken in een donkere club of de grijnzen van geliefden zijn, vormen een grote inspiratiebron voor zijn werk. Door zijn werk heen, zowel in zijn schilderijen als kleiwerken, komen gezichten terug, vaak vervormd of gedeconstrueerd. Dat resulteert in verbazingwekkende portretten en krachtige sculpturen.

Als Gijs iets nieuws maakt, werkt hij totaal niet conceptueel. Zodra hij geïnspireerd is, rolt hij zijn ezel de kamer in en begint gewoon met schilderen op doek, karton of hout. Deze spontane speelsheid komt duidelijk terug in zijn werk: felle kleuren, ruige penseelstreken en gedecideerde vormen zetten de toon. Wanneer hij niet tevreden is met het resultaat, dan schildert hij bij een volgende ingeving over het werk heen of gebruikt hij een hele andere methode: Gijs laat met trots een paar schilderijen zien waar gaten in zijn gebrand of die met een plamuurmes zijn toegetakeld. Zijn werk heeft surrealistische trekken die aan Joan Miró of Karel Appel doen denken. Zelf noemt hij Keith Haring en Jean-Michel Basquiat als twee grote inspiratiebronnen. Hij keert het realisme dan ook hard de rug toe en verwelkomt abstractere ideeën: “Ik denk dat kunst pas echt interessant wordt als het open is voor interpretatie; mensen mogen denken van mijn kunst wat ze willen.”

De abstracte esprit in Gijs’ werk is evident. Het laat een openheid zien die er meteen uitspringt als je Gijs’ kamer binnenloopt en dat vergroot het autobiografische karakter van de kamer alleen maar meer.