Munten als individuen
Op het eerste oog lijkt het erop dat er tijdens het maken van deze munt geen productiefouten zijn opgetreden: er zijn geen zichtbare misslagen of dubbelslagen. Maar de munt heeft ook geen perfecte cirkelvorm. Dat komt niet door een fout bij het slaan, maar bij het maken van de rondel (het metalen schijfje zelf). Net zoals bij misslagen behield de munt alsnog de volledige waarde en kwam gewoon in omloop. Geen enkele in de oudheid handgemaakte munt was honderd procent perfect: elke munt had daardoor wel iets unieks, met of zonder schoonheidsfoutjes.
Anders dan vandaag werden er toentertijd natuurlijk nog geen geavanceerde machines gebruikt om munten te slaan. In theorie kon één persoon zelf van begin tot eind een munt fabriceren, maar in de praktijk waren vaak meerdere mensen hard bezig om in zo kort mogelijke tijd zo veel mogelijk munten te slaan. Men moest door verschillende stappen gaan om een munt te produceren, en soms ging dat niet altijd als gepland.
Munten werden in drie stappen gemaakt. Allereerst moest de opdrachtgever beslissen van welk materiaal de munt gemaakt moest worden. De drie meest gebruikte metalen waren brons, zilver en goud, maar ook andere variaties en combinaties kwamen voor. Van het gekozen metaal moest dan een rondel worden gemaakt, het metalen schijfje dat uiteindelijk als munt zou dienen. Er waren een aantal manieren om deze rondels te maken, maar het meest gebruikelijk was om een dun stukje van het metaal te snijden. Ten tweede moest er een metalen stempel gemaakt worden. Die moest sterk genoeg zijn om de grote druk bij het slaan van de munt te weerhouden. De afbeelding werd in spiegelbeeld in de stempel gegraveerd, zodat die uiteindelijk met de juiste oriëntatie op de munt werd gedrukt. Voor één munt had men altijd twee stempels nodig, en op de kop van de munt werd meestal het hoofd van de opdrachtgever afgebeeld. Dan was de laatste stap alleen nog om de munt te slaan, wat een vrij eenvoudig proces was. De rondel werd platgelegd op een van de twee stempels, die op diens beurt weer op een stuk hout of een aanbeeld stond. De andere stempel werd bovenop de rondel gezet en met een hamer geslagen, totdat de twee afbeeldingen in de munt waren gezet. Een en ander kon fout gaan tijdens het slaan. Zo was het mogelijk dat de rondel niet precies in het midden van de onderste stempel werd geplaatst, waardoor de afbeelding niet goed gecentreerd was (misslag). Ook zou de rondel kunnen schuiven tijdens het slaan, waardoor de afbeelding twee keer in verschillende rotaties op de munt te zien is (dubbelslag). De meeste van deze munten kwamen nog steeds in omloop, aangezien hun gebreken geen invloed hadden op hun waarde in het monetaire systeem.