Een korte geschiedenis van de Amsterdamse wetgeving rond prostitutie rond het begin van de 20e eeuw

  • Reines des trotoirs ansichtkaart

We beginnen in 1854, zo’n 65 jaar voor de tijd van onze ansichtkaart. Bordelen werden toen vergunning-technisch gezien als plekken waar sterke drank kon worden geschonken en verkocht, net als koffiehuizen, tapperijen, slijterijen, en wijn- of bierhuizen. Maar bordelen moesten bij de burgemeester een vergunning aanvragen om ’s nachts later open te mogen zijn, later dan dat mocht bij deze andere bedrijven. Daardoor kwamen bordelen officieel vermeld te staan bij de gemeente, wat leidde tot extra regels. Belangrijk en opvallend zijn de regels omtrent het uiterlijk van de bordelen.Slobbe, J. F. van, Bijdrage tot de geschiedenis en de bestrijding der prostitutie te Amsterdam, (Amsterdam 1937), 71-72.

Voorbijgangers op straat mochten de binnenkant van bordelen niet kunnen inzien: het ontuchtige moest binnenskamers blijven. Zo moesten de ramen en deuren met bijvoorbeeld panelen of gordijnen bedekt worden. Daarnaast mocht er ook geen kenteken aan de buitenkant hangen waardoor duidelijk werd dat het bedrijf fungeerde als bordeel. Het mocht eigenlijk helemaal geen aandacht trekken. De personen die werkzaam waren in bordelen mochten ook geen poging wagen om aandacht te trekken van voorbijgangers en ze zo naar binnen lokken.Slobbe, J. F. van, Bijdrage tot de geschiedenis en de bestrijding der prostitutie te Amsterdam, (Amsterdam 1937), 72-73.

In 1884 probeerde Amsterdam de uitbreiding van het aantal bordelen en rendez-vous-huizen te beperken met nieuwe regels, onder andere om deze huizen op afstand te houden van kerken, scholen en andere plekken waar ze niet gewenst waren. Er werd door de gemeente Amsterdam vastgesteld dat het niet geoorloofd was om bordelen en rendez-vous-huizen op te richten of te verplaatsen zonder schriftelijke kennisgeving aan de burgemeester en wethouders. Zo kon de gemeente zelf de vestiging reguleren.Slobbe, J. F. van, Bijdrage tot de geschiedenis en de bestrijding der prostitutie te Amsterdam, (Amsterdam 1937), 75. In de praktijk bleek echter dat er nog regelmatig bordelen werden opgericht of verplaatst zonder vermelding aan de gemeente. Er volgde dan een veroordeling, maar het bedrijf kon erna wel blijven bestaan. De juridische middelen om dit te verhelpen ontbraken.Slobbe, J. F. van, Bijdrage tot de geschiedenis en de bestrijding der prostitutie te Amsterdam, (Amsterdam 1937), 75.

In 1889 mochten publieke vrouwen niet meer op de stoep staan om mensen binnen te lokken. Deze wetgeving gaf de politie waarschijnlijk meer juridische macht om publieke vrouwen aan te houden en weg te sturen wanneer duidelijk was dat ze aan het werk waren op straat. Het is dan ook niet vreemd dat prostituees daarom wellicht buiten voor de bordelen gingen zitten. In plaats van mensen actief naar binnen te lokken met het risico dat dit te opvallend zou zijn, was buiten in het zicht zitten wellicht voldoende voor voorbijgangers om te weten dat het een plek was om prostituees te ontmoeten. Net zoals op de ansichtkaart. Slobbe, J. F. van, Bijdrage tot de geschiedenis en de bestrijding der prostitutie te Amsterdam, (Amsterdam 1937), 75-76.

In Amsterdam werden vanaf 1897 bordelen en rendez-vous-huizen zelfs compleet verboden. Amsterdam nam het voortouw in deze beweging. Andere steden volgden en in 1911 werden bordelen op nationaal niveau illegaal. Het fenomeen prostitutie hield echter nooit op te bestaan. De bordelen waar vrouwen woonden werden vervangen door nieuwe plekken zoals sigaretten winkels, café-chantants, en hotels. Vrouwen begonnen vanaf deze periode ook meer buiten voor de gebouwen te staan. Pas na de Tweede Wereldoorlog begonnen prostituees achter de ramen te staan of zitten zoals nu het bekende beeld is. De politie wist vaak af van deze nieuwe manier van prostitutie maar liet het wel toe. Op die manier werd prostitutie gedoogd. Pluskota, M., ‘Prostitution in the Netherlands: Amsterdam, Rotterdam and The Hague’ in: Chaumont, J.M., Rodriguez Garcia, M., en Servais, P., eds., Trafficking in Women 1924-1926. The Paul Kinsie reports for the League of Nations Vol. II’’ (Geneve 2017) 150-159.