Straatgeluid
- Reines des trotoirs ansichtkaart
Bij het zien van een ansichtkaart denk je niet direct aan geluid. Toch is het interessant om te bedenken wat deze vrouwen voor cafe Stadt Hamburg hoorden op de straten van vroeg twintigste eeuws Amsterdam. Wie denkt dat er toen minder lawaai aanwezig was dan nu, door de afwezigheid van bijvoorbeeld auto’s, bussen en zware machines heeft het mis. In de periode 1875-1895 maakte Amsterdam een groei door. Industrialisatie was eindelijk gearriveerd en ook groeide de financiële sector. Hierdoor groeide ook de bevolking en breidde de stad zich uit. Amsterdam krijgt dan ook te maken met ‘modern’ stadsgeluid. Denk hierbij aan de geluiden van diverse machines en de intrede van trams. De bevolkingsgroei die Amsterdam doormaakte zorgde ook voor een toename van het straatgeluid. De passerende voetgangers, venters, orgeldraaiers, handkarren wagens en rijtuigen in het centrum van Amsterdam namen toe. Herrie!
Vanaf 1875 kwamen er trams, die getrokken werden door paarden. Na 1900 kwamen er ook elektrische trams in Amsterdam. Tezamen met alle rijtuigen en koetsen die ook werden getrokken door paarden, zorgde dit voor veel hoefgekletter. Ook was er veel alledaags geluid van activiteiten die op straat werden gedaan zoals het slijpen van scharen en het wassen van keukengerei.
Letterkundige Aegidius Willem Timmermans schreef in 1938 zijn ervaringen over de laat-negentiende-eeuwse straatgeluiden toen hij in Amsterdam woonde. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat galmde het in de straten van verkopers die hun goederen aan de man brachten. Verder krioelde het van de draaiorgels en straatmuzikanten in de straten. Daarnaast vertelt Timmermans over het geratel van de ‘vullisman’ (vuilnisman), militairen, politieagenten te paard en militaire muziekkorpsen die bijna elke dag door de straten trokken en liederen zongen. ’s Nachts na elf uur was er het geluid van dronken mannen en vrouwen die uit de kroegen kwamen. Zij hielden je tot diep in de nacht wakker met hun lawaai.Jacobs, A. E. G. Het geluid van gisteren: waarom Amsterdam vroeger ook niet stil was. (Datawyse / Universitaire Pers Maastricht 2014) geraadpleegd op 17-08-2021, 48-50.
Naast de muziek afkomstig van muzikanten en draaiorgels was ook een bekend geluid het gezang en gebeuk van heiers. Handheien was een vak dat eind negentiende eeuw en begin twintigste eeuw nog regelmatig voorkwam. Het verdween uiteindelijk door de intrede van stoom- en dieselheimachines. Heipalen van wel twintig meter lang werden door een klein groepje mannen de grond ingeslagen. Ze moesten tegelijk aan het vastgemaakte touw trekken en ook weer loslaten om de paal omhoog en omlaag te krijgen en genoeg kracht mee te geven. De heibaas gaf al zingend het tempo aan. Die liedjes besloegen vaak zo’n dertig regels. Na het zingen kon er gerust worden. Heien werd geassocieerd met seks en de liedjes die gezongen werden gingen hier ook vaak over. Het zingen hield de moed erin tijdens het zware en gevaarlijke heiwerk en bepaalde ook het ritme van heien. Ging er iets mis, dan kon de paal omver vallen op de groep heiers.Kieskamp, W., ‘’Dat is drie, die mooie Marie’’ in: Trouw, (2002) https://www.trouw.nl/nieuws/dat-is-drie-die-mooie-marie~b1b079e2/ geraadpleegd op 17-08-2021.
Tussen 1876 en 1888 werd er gebouwd op veel verschillende plekken in Amsterdam, zoals aan het Centraal Station, het Rijksmuseum, het Panopticon, het Concertgebouw en de Parkschouwburg. Op alle grote bouwlocaties moet het gezang en gebeuk van de heiers te horen zijn geweest.
Dit zijn twee verzen van een heiliedje:
‘’_Dat is drie
Die mooie Marie
En boven de knie._’’
Of:
‘’_Vijf dat oude wijf
Die hoerenwaardin
Die liet haar neuken
Je weet waarin._’’