Tactisch zitten
Ervaring van een object in een openbare ruimte kan dus gendered zijn, maar hoe ziet dat er dan uit? Ik sprak met Sarah (een pseudoniem), over haar ervaring met straatintimidatie.
‘Vooral in mijn tienerjaren is er op me afgestapt wanneer ik op een bankje zat, toen ik tussen de 15 en 18 was. Dat er een man vroeg: ‘hey, hoe gaat het?’ terwijl ik gewoon wilde uitrusten. Ik moest duidelijk mijn grenzen aangeven, en zeggen dat ik niet geïnteresseerd was, of in het gesprek meegaan en hopen dat hij oppakt dat het nergens heengaat en vanzelf ophoudt. Maar ik was heel ongemakkelijk, dus durfde ik hem niet verbaal af te wijzen.’
Sarah heeft na haar 20e geen seksuele straatintimidatie meer meegemaakt.
‘Soms ga ik in het midden zitten, zodat er niemand ongewenst naast me kan komen zitten. En op andere momenten ga ik aan de ene kant zitten, met mijn tas zo gepositioneerd naast me, dat er enkel nog plek is aan de andere kant, en er genoeg ruimte tussen ons in zit.’
Waar voor een man de keuze van een bankje af kan hangen van of het in de zon of schaduw staat, met mooi uitzicht, of ver genoeg bij vervelende kinderen vandaan, kan er voor vrouwen nog een dimensie bijkomen: het actief vermijden van risico om lastiggevallen te worden. En het neerzetten van een tas kan voor de één de motivatie hebben om ‘m droog te houden van nat gras of modder op de grond, en voor de ander om voldoende afstand met een vreemde te bewaren. Zo blijkt dat de betekenis van zo’n openbare zitplek, bedoeld voor comfort en genot, per persoon en per moment kan verschillen.