Schild
En zo is mijn koptelefoon mijn schild. Een schild tegen catcalling en een schild tegen de daaropvolgende gevoelens van angst, boosheid en frustratie. Een manier om heerlijk onwetend te zijn van enige straatintimidatie die ik wellicht had kunnen horen, maar het is geen oplossing en ook niet vrijwillig.
Afschermen is het enige wat heel veel vrouwen, realistisch gezien, in hun dagelijks leven kunnen doen tegen straatintimidatie. Het is zo normaal geworden dat het een overgangsritueel voor jonge meisjes zou kunnen zijn. Draag een schild en als je het niet doet, beschuldig de schutter dan niet omdat hij je heeft geschoten. Draag een schild, en als je toch geraakt wordt, dan droeg je je schild niet goed genoeg. Dus ondanks dat vrouwen realistisch gezien niets kunnen doen tegen straatintimidatie, worden ze behandeld alsof ze dat wel kunnen. Ondanks dat vrouwen niks kunnen doen om het te stoppen, worden ze verwacht toch iets te doen. Zoals het opzetten van koptelefoons.
Koptelefoons zijn daarom niet alleen afleiding na een lange dag, maar voor veel vrouwen een noodzakelijk schild. Het voelt als een oplossing, maar straatintimidatie stopt er niet daadwerkelijk door. Op een manier representeert het de focus op de slachtoffers van straatintimidatie, niet de dader. De verwachting die op slachtoffers wordt gelegd om aan te passen, om dingen te doen die nooit iets zullen stoppen. Koptelefoons kunnen de noodzaak om de focus richting de straat intimiderende man te verleggen representeren. De noodzaak om de focus te verleggen naar het geluid, niet het oor.