Hollands katoen voor de Tropen
De uitgebreide lijst aan voorbeelden geeft ons vandaag een idee waarvoor de bedrukte katoenen stoffen, ook wel katoentjes, konden worden gebruikt. Hoewel De Leidsche Katoenmaatschappij voornamelijk produceerde voor een Nederlands-Europese afzetmarkt, werd een aanzienlijk deel van hun producten geproduceerd en geëxporteerd voor onder andere de Nederlands-Indische afzetmarkt, het huidige Indonesië. De Nederlandse katoendrukkerijen zijn al vroeg in de negentiende eeuw begonnen met het nabootsen van de in Java vervaardigde en uiterst kostbare batikdoeken.
De in Java toegepaste batiktechniek is een textieldecoratietechniek waarbij warme vloeibare was in een canting (een vloeipennetje) wordt aangebracht op katoenen doeken. Nadat het motief is aangebracht op de doek, wordt deze volledig in een verfbad ondergedompeld. Dit zorgt ervoor dat de doek voorzien van de waslaag ongekleurd is gebleven, terwijl de onbedekte delen de volledige kleur van het verfbad hebben opgenomen. Om de waslaag te verwijderen wordt de doek gekookt in water. Om de doek te voorzien van meerdere kleuren moet dit gehele proces van vooraf aan beginnen.
Omdat deze batiktechniek zo arbeidsintensief is, spreekt het voor zich dat de Javaanse batiks zeer kostbaar waren. De Nederlandse katoendrukkers probeerden deze motieven na te bootsen met houten blokstempels waarbij meestal de verf rechtstreeks op de rollen katoen werd gedrukt. Door deze techniek konden deze imitatiebatiks, ook wel Batik Blanda (Blanda betekent Nederland in het Indonesisch) genoemd, aanzienlijk sneller worden geproduceerd. Dit maakte dat deze Batik Blanda’s met zeer aantrekkelijke prijzen konden worden aangeboden in Nederlands-Indië. Hoewel het vanuit financiële ooghoek het perfecte verhaal zou kunnen zijn, blijkt uit de toenmalige bronnen dat deze Batik Blanda niet het verwachte succes genoot. De hele geschiedenis van de productie van deze Batik Blanda staat in het teken van het innoveren en perfectioneren van deze imitatiebatiks opdat deze in zekere mate zouden lijken op de Javaanse varianten. Er zijn dan ook nog stalenboeken bewaard gebleven van verschillende Nederlandse katoendrukkerijen die deze geïmiteerde batikprints hebben aangeboden (fig. 10 & 11).
De Javaanse markt was, zoals gezegd, niet erg geneigd om deze Batik Blanda’s te kopen, onder andere omdat deze niet over de juiste, voor echte batik zo typerende geur beschikt die afkomstig is van de was en de kleurstoffen. Verder waren in het begin ook de afwezigheid van de vloeilijnen en de kleurgradaties onderdelen waarover de Javaanse consument sceptisch was. De minder gegoede lokale bevolking was hierbij louter economisch gedreven tot het aanschaffen van deze imitatiebatiks. De anonieme auteur in het Bataviaansch Nieuwsblad van 1901 zei hierover:
Europa heeft het bekende katoendrukken ingevoerd, eerst met het ratjetoe-ornament […] daarna is op de katoenfabrieken een serieuze studie begonnen van de inlandsche katoenversiering, als nauwkeurig kopieerwerk zijn zelfs de toevallige onnauwkeurigheden der batik-sarong nagemaakt. Dit heeft meer resultaat gehad; echter niet door de belangrijke waarde van dit fabricaat, maar door een groote bijkomende omstandigheid: de verarming van de bevolking.
De auteur concludeerde hiermee:
De inlander liet zich niet bedotten met levenloos kopieerwerk; hij heeft ze onmiddellijk met naam gekenmerkt [hiermee bedoeld de term batik Belanda of Hollandse batik] en gescheiden als onechte kinderen. [A]l gebruikt de inlander het namaaksel, hij blijft het verachten.