Schrijfstel van Bilderdijk
Bilderdijk maakte bij het schrijven gebruik van dit tinnen inktvaatje met bijbehorende schotel. Wie behept is met ‘schrijfjeukte’, zo schreef hij in 1805, staat voor de keuze om ofwel de aandrang tot schrijven te onderdrukken, ofwel eraan toe te geven en ‘de zee vol galnoot en azijn, van ’t Inktvat, in te varen’. (Inkt werd destijds gemaakt van galnoten en tot de toevoegingen behoorde vaak azijn.) Zijn leven lang is Bilderdijk dagelijks die zee vol galnoot en azijn blijven bevaren.
Als dichter maakte hij aanvankelijk carrière in de tijd van de achttiende-eeuwse dichtgenootschappen, die de dichtkunst in hoge mate bezagen als een ambacht. Later beschouwde hij het schrijven van poëzie echter, in de geest van de Romantiek, als een intuïtieve en onbewuste uitstorting van ‘overstelpend gevoel’, zonder enig doel, zoals schreien of lachen: ‘Uitstorting van gevoel, dat lucht eischt, dat zich uitbreiden, dat zich mêedeelen, dat zich verveelvuldigen moet, of het hart zou barsten, en de geest tot de overspanning der razerny overgaan’. Dit nam niet weg dat de poëzie van Bilderdijk toch wel degelijk een groot vakmanschap vereiste.
Het tinnen houdertje voor ganzenveren pennen past goed bij het tinnen inktvat waar het hier naast geplaatst is. Schrijven was in de tijd van de ganzenveren pen een hele kunst, ook zuiver technisch gezien. Zo werd de punt van de ganzenveer snel bot, zodat de schrijver de veer regelmatig moest bijslijpen met een pennenmesje. Ook was het met een ganzenveer lastig om inktvlekken te vermijden.
Bilderdijk verstond de schrijfkunst uitstekend. ‘Een goede handling van de pen / Is van het nuttigst dat ik ken’, is een van de spreuken die hij dichtte. Typerend voor de altijd op het verleden georiënteerde Bilderdijk is dat hij de schrijfkunst ook als historisch fenomeen bezag:
Fenicië vond eerst de schrijfkunst uit,
Die woorden schept, ontbloot van ’t spraakgeluid,
En d’ademklank, vervloten in den wind,
Met pen en inkt aan ’t wit papier verbindt.