Zoon Lodewijk
In 1812 was Bilderdijk weer vader geworden van een zoon: Lodewijk Willem. Het kind werd genoemd naar de twee vorsten die de ouders lief hadden gehad: stadhouder Willem V en koning Lodewijk Napoleon. De dood van Julius, die huize Bilderdijk in rouw dompelde, had vanzelfsprekend ook invloed op de inmiddels zevenjarige Lodewijk. Aan zijn vriend Johan Valckenaer schreef Bilderdijk:
Had ik mijn Lodewijk niet, ô hoe zoude ik uitbarsten en my tegen God mooglijk verzetten, maar dit vertedert en brengt my te rug. – Jammerlijk, alles alles valt om my en wordt weggerukt; en ik, in alle zwakheid, ziekten, krankten, ik moet een leven voortsleepen, waarvan niemand, niemand, de bitterheid kent.
Lodewijk was een zwak en ziekelijk jongetje. Dat hem iets zou overkomen was Bilderdijks grootste angst. Abraham Capadose verhaalde later over een bezoek aan Bilderdijk. Tijdens het gesprek gaf de gastheer zijn zoontje de opdracht naar boven te gaan om een boek te halen. Terwijl ze hun conversatie vervolgden, hoorden ze een zware slag in de gang, waarop Bilderdijk, die meende dat zijn kind van de trap was gevallen, zich plotseling op de knieën wierp en aangedaan een gebed aanhief dat door merg en been ging. Bilderdijk sprak tot God alsof zijn zoon dood voor zich lag, en eindigde met een woord van dank, omdat Lodewijk gespaard was gebleven.
De boodschap dat al het aardse vergankelijk is en dat alleen het geloof in God betekenis heeft, kreeg Lodewijk met de paplepel ingegoten. Dat blijkt wel uit een bundeltje met Spreuken (1823), dat Bilderdijk samenstelde om hem te leren schrijven. Het bevat Bilderdijkiaanse zinnen als: ‘Die altijd op zijn Heiland ziet, / Zal nooit bezwijken in ’t verdriet’ en ‘Al rot het lijf in ’s aardrijks schoot, / De ziel blijft leven na den dood’. Die opvoeding heeft het kind voor het leven getekend.
Na Bilderdijks dood trad Lodewijk in krijgsdienst, eerst als soldaat en vanaf 1837 als officier. Uit zijn huwelijk met Michtilde Jisselina Hogerzeil werd één zoon geboren. Lodewijk overleed op 22 december 1888 te Scherpenzeel in Gelderland.