Jonge Julius
Dit portret zou de jonge Julius Willem voorstellen, al is dat niet helemaal zeker. Begin 1817 vertrok Julius als matroos op het schip Hoop en Fortuin naar Indië. Zijn ouders konden toen nog niet bevroeden dat ze hem nooit meer terug zouden zien. Omdat zijn brieven soms maanden op zich lieten wachten, verkeerden ze vaak in onzekerheid over zijn lot.
Op 7 mei 1817 stuurden vader en moeder hem een brief met bestemming Batavia. Bilderdijk hield zijn zoon voor dat hij altijd zijn plichten met edelheid moest vervullen, zijn moeder schreef hem: ‘Wy omhelzen u met ongelijkbare tederheid. Vaarwel, lieve goede Julius, vaarwel!’ Pas op 12 december ontving Julius deze berichten in Batavia. In zijn antwoord van januari 1818 sprak hij de hoop uit over drie maanden weer thuis te zijn. Bilderdijk en zijn vrouw zouden die brief pas in juni krijgen – het zou Julius’ afscheidsbrief blijken te zijn.
Op 12 december 1818 schreef Bilderdijk: ‘Ik kan aan niets denken, dan aan de t’huis komst van mijnen zoon Julius, van wien ik echter niets hoor.’ Zijn vrouw en hij hoopten hem ieder moment in de armen te kunnen sluiten. Maar begin 1819 bereikte hun het bericht dat hij op 26 augustus 1818, op twintigjarige leeftijd, aan de tering was overleden. Dat is de context van het briefje dat Bilderdijk op 11 januari 1819 aan een vriend schreef: ‘Het is zoo! hy is geweest! Uw bedroefde Bilderdijk.’
Bilderdijk en zijn vrouw waren verpletterd. Het is niet verwonderlijk dat ze ook in deze hartverscheurende situatie naar de lier grepen en met verzen een uitingsvorm probeerden te vinden voor hun verdriet. Schreven ze bij eerdere sterfgevallen één, twee of hoogstens drie gedichten, aan Julius wijdden ze een hele bundel: Ter Nagedachtenis van Julius Willem Bilderdijk, op zijnen zeetocht overleden den XXVIn van Oogstmaand MDCCCXIIX (1819). Een ontroerend papieren monument.