Op zijn doodsbed
Het afscheid van het dierbare Leiden, waar hij had willen sterven maar waar hij geen geschikte woning meer kon vinden, viel Bilderdijk zwaar. De laatste jaren van zijn leven bracht hij door in Haarlem, een stad die hij verfoeide. Hij voelde zich uitgeput en verlangde steeds sterker naar de dood.
In 1830 stierf zijn vrouw. Bilderdijk was ontroostbaar en staarde dagenlang wezenloos voor zich uit. In een brief schreef hij: ‘En nu lig ik daar, beroofd van haar, die alleen in mijn jammer troost voor mij had, en zie nevens mij ’t eenige kind verkwijnen, dat mij in dezen staat van verlatenheid ten troost moest zijn.’
Op 18 december 1831 werd hij, tijdens een onweer, uit zijn lijden verlost. De man die ooit dichtte dat hij al als zuigeling naar de dood verlangde, had de respectabele leeftijd van 75 jaar bereikt.
Bilderdijk werd opgebaard in de voorkamer van zijn huis op de Grote Markt in Haarlem. De letterkundige Jan Wap beschreef wat er vervolgens gebeurde:
Toen Bilderdijk daar dood lag, te Haarlem, in zijn klein, éénslaaps-ledikantje, sloeg ik de groensaaijen bedgordijnen open, om [Gerrit Jan] Michaëlis, den kunstschilder nog eens plaats te laten nemen voor des grooten Dichters stoflijk overschot.
Zo kon ook Bilderdijks finale aanblik vereeuwigd worden voor het nageslacht. Michaëlis bracht hem op traditionele wijze in beeld, met de doodskleur op de wangen en met de karakteristieke doek om het hoofd.