O verlenger van dagen!
Hier zie je een stervorming teken, en daaronder een teken dat een beetje op een cirkel lijkt. Deze twee tekens spellen de naam van de zonnegod Sjamasj. De rest van Nebukadnezars bericht is een lang gebed aan deze godheid, wiens tempel het onderwerp van de tekst is. Ik geef het woord aan de koning.
Sjamasj, grote heer – kijk vreugdig naar mijn goede daden, en geef mij als geschenk een lang leven, een bevredigende oude dag, een vaste troon en een lange heerschappij. Aanvaard mijn gebed op sterke wijze, en bij uw opperste bevel, dat onveranderlijk is, moge ik mijn daden, de werken van mijn handen, eeuwig maken. Moge mijn nageslacht gedijen in koningschap. Moge het standhouden in het land. Waar mijn handen ook maar tot u gericht zijn, mijn heer Sjamasj, moge mijn weg naar het verslaan van mijn vijanden openstaan. U bent Sjamasj! Mogen uw woedende wapens, die niet te zijn weerhouden, aan mijn zijde gaan om mijn vijanden te doen vallen. Zoals de stenen van de Ebabbar-tempel, geplaatst voor de eeuwigheid, mogen mijn jaren voor altijd lang zijn.
Zelfs een machtige koning kan niet alles in zijn eentje doen. Om ons leven te leven, hebben we de zon net zo hard nodig als we andere mensen nodig hebben. Als de Mesopotamiërs je vandaag één ding leren, laat het dan dit zijn: plaats jezelf in het stralende licht van de zon wanneer hij schijnt. Mogen je dagen in zijn gulle warmte lang zijn.