Lege Lipsius gangen
Als ik in een ruimte kom, zie ik wat er niet staat: de afwezigheid van zitplaatsen symboliseert de beperking die POTS mij geeft. Dit is iets wat ik ervaar als ik op de universiteit kom.
Ook al had ik al een paar jaar symptomen, kreeg ik begin 2018 mijn POTS diagnose. Later datzelfde jaar begon ik aan mijn studie. Door mijn chronische ziektes voelde ik mij anders dan mijn studiegenoten. Door mijn stok en mijn andere hulpmiddelen voelde ik me te opvallend. POTS maakte mij ook anders. In mijn werkgroep moet ik door POTS vaak met mijn voeten omhoog zitten omdat ik mij anders niet goed voel. Ik maakte ook de aanname dat mijn leeftijdsgenoten niet door de orthostatische hoofdpijn onmiddellijk moesten gaan liggen als zij thuis kwamen. Terwijl de rest van de studenten in de collegezaal vermoedelijk dagdromen over leuke dingen, voelde ik me keer op keer verbaasd dat de docent zo lang kon staan. En de gang, die maakt mij ook anders. Ik besefte me door mijn studie dat ik heel anders naar een ruimte kijk dan anderen. Als ik de gang zie waar ik moet wachten tot het lokaal beschikbaar is, zie ik alleen maar leegte. Er staan nergens stoelen om zittend te wachten. Dit maakt mij angstig. “Wat als ik flauwval?” vraag ik me dan af. De angst versterkt mijn symptomen waardoor de kans groter wordt dat ik inderdaad flauwval. “Was ik maar beneden gaan zitten wachten in de kantine” denk ik soms ook. Naast dat ik hEDS en POTS heb, ben ik ook slechthorend. Als ik ergens anders in het gebouw ga zitten, loop ik het risico dat ik op een plek in het lokaal moet zitten waar ik de docent niet goed kan verstaan. Door mijn gewrichtsproblemen gaat lopen ook niet altijd soepel waardoor ik er vaak langer over doe om in het lokaal te komen. Kortom, ik moet in de buurt van de deur wachten.