Een beroemd schrijverspaar
Op deze wasportretten zijn Bilderdijk en diens tweede vrouw afgebeeld (1822). Ze vormden een in hun tijd beroemd schrijverspaar. Bilderdijk moedigde haar aan om te schrijven; hij beschouwde haar als een cedertwijgje dat aan zijn stam was ontkiemd. Herhaaldelijk zouden ze samen dichtbundels publiceren. In 1818 verscheen Wit en rood. De titel was een verwijzing naar Anacreon. Toen deze Griekse dichter zich in zijn grijsheid op een feest voor de jeugd begaf, deed hij de uitspraak dat witte leliën en blozende rozen mooi bij elkaar pasten. Die opmerking was volgens Bilderdijk ook op hem en zijn veel jongere vrouw van toepassing:
Zie daar dan ook mijn verouderde en verbleekte graauwtjens met de frischgekleurde tafreelen van een bloeiender levensdag saamgeschikt, of (wil men ’t) door een geworpen! ’t Zij zy afsteken of samensmelten in houding of kleuren, zy zijn uit één hart gevloeid, want God-zelf vereende het onze; en zy behooren derhalve te samen.
Schweickhardt was de zon in Bilderdijks verduisterd leven. Hun huwelijk moet, ondanks hun vele verdriet, gelukkig zijn geweest. Bilderdijk droeg zijn vrouw op handen. Toen zij in 1830 stierf, was hij ontroostbaar. Hij staarde dagenlang wezenloos voor zich uit. In een brief schreef hij: ‘En nu lig ik daar, beroofd van haar, die alleen in mijn jammer troost voor mij had, en zie nevens mij ’t eenige kind verkwijnen, dat mij in dezen staat van verlatenheid ten troost moest zijn.’