Gebakken Eitje
Je kunt het zo gek niet bedenken of er bestaat een knuffel van: een gamba-knuffel, eentje van een avocado (een halve, met pit), een vetplantknuffeltje en, ja, dan is het opeens zo gek niet meer dat er ook een gebakken-eitje-knuffel bestaat.
Mies, het meisje dat Gebakken Eitje hier zo liefdevol vasthoudt (een beetje bezitterig ook wel), houdt van haar knuffel. Zoals dat gaat kan die liefde ineens over zijn, maar tot die breuk is er maar weinig wat tussen een lievelingsknuffel en een kind kan komen.
Houden van iets zonder hartslag, van een ding. Wij volwassenen zouden liegen als we zouden beweren dat wij die liefde niet herkennen. Mijn vader, bijvoorbeeld, heeft het zwaar als zijn auto uit het zicht geparkeerd staat. Immers, mensen zouden de auto wel eens iets aan kunnen doen. Maar ook in het zicht, pal voor mijn deur, is er stress. Zoals laatst: “Ja, maar wanneer ga je dan naar oma toe?”, vroeg ik hem. Geen reactie. Gewoon echt nul reactie. Er zat een meeuw op zijn auto. Met zijn neus op het raam van de erker gedrukt was hij in plaats van met mij met de meeuw in gesprek: “Sodemieter op!” Was ik op dat moment weggelopen, mijn voordeur uitgegaan en midden op straat gaan liggen, dan had hij dat niet gezien. De een voelt het bij een auto, de ander bij een antiek kastje, een gouden pen of een servies. Nou, Mies voelt het bij haar Gebakken Eitje.
En toch is dit niet haar eerste Gebakken Eitje (zo had mijn vader vier Twingo’s na elkaar). Waarom toch, van baby tot bejaarde, raken we zo verknocht aan onze spullen? Wanneer verbreken we die liefde? En wat gebeurt er als niet jij, maar je spullen de band met jou verbreken?
Dat overkwam Mies. Opeens was alles in haar kamertje weg. En niet alleen van haar, maar ook van haar onderbuurvrouw, haar onderonderbuurvrouw, van haar moeder en van haar vader. Huis en haard, ineens was het weg.