Wat zie ik nu?
Nu we al deze stappen hebben doorlopen, weet ik nog steeds niet wat de tekens op deze lendendoek betekenen, noch snap ik de precieze rol van de doek in riten en ceremonies. Wat ik wel weet is dat deze lendendoek mij erg aangaat.
Wat zie ik nu? Ik zie een lendendoek die aan een Nederlands museum is overhandigd door een Creoolse obiaman in 1962. Ik zie een doek die beladen is met de geschiedenis van Suriname.
Slaven werden geruild voor een lap stof per slaaf. Omdat de beste stof in Afrika gehouden werd, gingen de slaven aan boord met de goedkoopste stof om hun geslachtsdelen te bedekken. Die lap stof was het enige wat ze hadden, en tussen die stof en hun huid, hielden de geesten en goden hen gezelschap op hun reis naar Suriname.
Eenmaal in Suriname, kregen degenen die nog in leven waren een nieuwe lap stof, voordat ze werden uitgezonden om martelwerk te verrichten op een van de vele plantages. Dan duurde het één, twee of soms wel drie jaar voordat een slaaf een nieuwe lendendoek kreeg. Zo werkten de meeste slaven op de plantages in doeken die meer gat dan stof waren. Vanaf het moment dat een slaaf verkocht werd, gedurende de vele jaren op de plantages, was een stuk stof iets waardevols, maar ook iets dat versleet en waarvan nooit genoeg was om te bewaren en te koesteren.
Dus werd stof een ultieme vorm van luxe en status bij de bevrijde Afro-Surinaamse bevolking. Stof was een van de meest belangrijke componenten in de overeenkomsten tussen de Ndyuka en de Nederlandse kolonisatoren. En alles was rood, wit en blauw, van Paramaribo tot diep in het regenwoud. Het krijgen van een lendendoek markeert ook het moment dat een kind volwassen wordt.
Katoenen stof vermengde zich met het religieuze leven van de creool- en marronbevolking in Suriname, waarin blauw werd gebruikt om het boze oog te weren (zie het verhaal hierbeneden), om kwade geesten te verdrijven, en om een scheidingsproces, zoals dood, rouw of geboorte te begeleiden
En dan zijn er die heldere, witte symbolen die op de donkere achtergrond van de lendendoek zijn genaaid. Dit grote kleurcontrast is toevallig ook een schoonheidsideaal voor creolen en marrons: donkere huid en witte tanden, kleur moet stralen op een effen achtergrond. Dit sterke contrast benadrukt het wit voor de voorvaderlijke geesten die de slaven naar Suriname gevolgd zijn.
Eddie Smart heeft zijn lendendoek verkocht aan Ger van Wengen, niet wetende dat voor iemand zoals ik, zoon van een Surinaamse vader, dit een zeer tastbare manier is om verbinding te zoeken met mijn roots. Als ik nu naar deze doek kijk, zie ik geboorte en dood; ik zie menselijkheid en slavernij; ik zie lijden en helen, geborgenheid en gevaar. Maar toch is er zeer weinig dat ik met zekerheid over de doek kan zeggen.
Wat zie jij als jij naar deze doek kijkt?
Postscriptum
De dag nadat dit verhaal live ging, heeft een goede vriend mij geholpen om aan dit artikel van Van Wengen te komen, genaamd ‘Creools volksgeloof in Suriname’, 1967, 1(2) p 17 (Fig. 2). In de eerste paragraaf staat:
In maart 1966 werd in het Rijksmuseum voor Volkenkunde de nieuw ingerichte Amerikavleugel geopend waarin nu ook Suriname met een grote moderne vitrine is vertegenwoordigd. Het centrale gedeelte van deze vitrine wordt beheerst door een aangeklede silhouet-pop van een Creoolse religieuze specialist, de obiaman, die daar gezeten is tussen de attributen die hij nodig heeft bij de uitoefening van zijn practijk.
Het was niet zozeer de tekst die mijn aandacht greep: aan de rechterzijde is een afbeelding met het bijschrift “Obiaman”. Dat moet Eddie Smart zijn geweest, met zijn lendendoek om zijn heupen geknoopt. Nu ik in zijn ogen kijk, realiseer ik me dat al die parafernalia op de tweede plek komen. Maar, zoals zo vaak gebeurt, overleven spullen hun eigenaar.