Stap 4 van 5

Wat zeg je?

Wanneer je een inscriptie maakt, kies je je woorden zorgvuldig. Je zegt alleen wat nodig is. We beginnen bovenaan te lezen en bewegen in kolommen van rechts naar links. Dit is hoe de tekst begint:

Ik ben Nebukadnezar, koning van Babylon, bevoorrader van de Esangil- en Ezida-tempels, zoon van Nabopolassar, koning van Babylon. Voor Sjamasj, de heer die mijn dagen verlengt, bouwde ik de Ebabbar-tempel opnieuw, het huis van Sjamasj dat in Sippar staat.

In slechts twee zinnen is alles gezegd. Nebukadnezar vertelt ons dat hij een koning is die aan zijn religieuze plichten voldoet door de tempels draaiende te houden, en hij is niet wat ze in het Akkadisch een mar la mamman noemen, een ‘zoon van niemand’ op de troon. Dan vertelt hij ons het nieuwtje van de dag: hij heeft een tempel van de zonnegod in de stad Sippar herbouwd.Mocht je meer willen weten over de verhouding tussen koningen en tempels in het oude Mesopotamië, dan is een goed hoofdstuk C. Waerzeggers, 2011, ‘The Pious King: Royal Patronage of Temples’ in The Oxford Handbook of Cuneiform Culture, edited by K. Radner and E. Robson, Oxford: Oxford University Press, 725–751.

Maar deze tekst is niet alleen een verslag van een bouwproject. Het heeft ook een meer spirituele zijde. Ga naar de volgende stap om te lezen wat de koning nog meer te zeggen heeft.